Voor de schrijfcursus die ik volg, maak ik uiteraard schrijfoefeningen. Jij kan die oefeningen ook lezen en mij, door het leveren van opbouwende kritiek, helpen beter te worden in het schrijven van verhalen. Alvast bedankt voor je hulp. Aangezien je op deze pagina geen opmerkingen kunt plaatsen, heb ik daarvoor een blogbericht gemaakt. Het heet: "Ben jij mijn schrijfhulp?" en staat in mijn blog onder de categorie "Boeken".

Het nieuwste verhaal staat steeds bovenaan.

Ondertussen heb ik ook weer wat nieuws bedacht. Ik schrijf een soort vervolgverhaal, waarvan het verloop en het einde nog niet vast staat. Op deze manier kun jij het verhaal beïnvloeden, door tips te geven of ideeën die ik mee kan nemen in een volgend deel. Dit verhaal, ik noem het feuilleton, naar de vervolgverhalen in de krant of tijdschriften van vroeger, zet ik in mijn blog, zodat je daar gemakkelijker op kunt reageren. Het feuilleton wordt genummerd, zodat je het ook nog gemakkelijker kunt vinden en hier onder staat per aflevering een link naar het feuilleton. Wat wil je nog meer?


Hier is een link naar het Feuilleton, verhaal 1, deel 1.


Voor deze opdracht mocht ik storytelling oefenen. Dat is niet gewoon een verhaal vertellen, wat ik eigenlijk dacht, maar blijkbaar is het meer op een leukere manier iets informatiefs vertellen, of een gebeurtenis. Niet gewoon droog de feiten oplepelen, maar de gegevens in een leuk jasje hijsen. Ik wist zo gauw eigenlijk niet iets informatiefs te verzinnen, dus heb ik maar beschreven hoe ik de rozemarijnkeverplaag in mijn tuin te lijf ga. 

 

De eerste keer dat ik er één zag, vond ik het gewoon een mooi kevertje. Een donker metalig glanzend bobbeltje met streepjes over de lengte. Het was maar één mooi kevertje op mijn lavendel. Wat later in de zomer werden het er meer, maar ik maakte me nog geen zorgen. Ik zag hier en daar wel wat afgekloven lavendeltopjes maar leven en laten leven, is mijn devies.

Het jaar erop zag ik halverwege het voorjaar wat donkere plekken bovenin mijn rozemarijnstruik. En die rozemarijnstruik gaat me aan het hart. Die heb ik zelf uit zaad opgekweekt en dat klinkt gemakkelijker dan het was, aangezien mijn partner ook in de tuin werkt maar daarbij een andere definitie van onkruid hanteert dan ik. Ik zal u de details besparen maar het heeft me drie zaaiseizoenen gekost voor ik een oplossing had bedacht waardoor mijn zaailingen de werklust van mijn partner overleefden. We zijn nu elk verantwoordelijk voor een bepaald deel van de tuin.

Maar goed, de donkere plekken bovenin de rozemarijnstruik. Ik liep er naar toe en kon niet geloven wat ik zag. Tientallen van die mooie glanzende kevers vretend van mijn struik. Hier moest ik wat tegen doen, leven en laten leven gold niet meer, mijn lievelingsstruik ging ten onder aan de kevers. Ik gebruik geen chemische rommel in mijn tuin, ik heb niks tegen de andere insecten, dus restte er mij maar één mogelijkheid. Elke kever één voor één uit de struik plukken en onder de hak van mijn tuinlaars vermorzelen. Sorry kevers, er is geen andere oplossing. Dat weet ik zeker want na het kevervrij maken van de struik ging ik de kever googlen. En ik vond hem al snel: De Rozemarijnkever. Hij blijkt ook dol te zijn op lavendel. Helaas heeft de van oorsprong mediterrane kever hier geen natuurlijke vijand. Dus plukken.

 

Na deze eerste veldslag met de kevers zouden er nog vele volgen. Dagen achtereen plukte ik tientallen kevers niet alleen uit mijn rozemarijnstruik maar ook uit mijn lavendelstruiken. Langzaam maar zeker plukte ik iedere dag minder kevers uit de struiken. Nu ben ik drie jaar verder. Ik houd mijn struiken vanaf vroeg in het voorjaar in de gaten en controleer dagelijks wanneer ik de kevers weer aantref. Wanneer het aantal kevers afneemt, controleer ik minder vaak, tot de aantallen weer toenemen. Zo blijft het leven in mijn tuin netjes in balans.


Bij de tweede oefening kreeg ik een begin van een verhaal. Dat verhaal moest ik in twee verschillende genres afmaken met een maximum van 400 woorden. Ik koos voor romantisch en voor fantasy. Ik schrijf het begin in donkerblauw. Wanneer de tekst weer paars wordt, is het mijn tekst.

 

Ilse in het bos. B.

Ilse geeft plankgas. Ze ziet geen hand voor ogen en op goed geluk rijdt ze over het hobbelige weggetje, dwars door het bos. Ze stuitert heen en weer in haar eeuwenoude Peugeot, het enige dat ze mee kon krijgen na jaren te hebben samengewoond. De lucht van haar ex die zware shag rookte in de auto, zal ze met geen mogelijkheid eruit krijgen. Maar dat maakt ook niet uit. Ze is onderweg naar het “meerhuis” van haar vader. Daar zal ze voorlopig blijven.

“Je meent het,” had ze gezegd toen haar vader haar vertelde over zijn nieuwste aanwinst aan het meer.” Ja en niets minder dan dat,” had haar vader er met een bloedserieus gezicht aan toegevoegd. Haar vader was een grapjas. Het lijkt alweer jaren geleden dat ze hem voor het laatst sprak, maar het is nog maar een half jaar geleden dat hij naar zijn borst greep van de pijn en neerviel. Hij was overleden voordat hij de grond raakte, vertelde haar moeder die er bij had gestaan toen het gebeurde. Ilse veegt de tranen van haar gezicht. De ruitenwisser zet ze op het standje extreem. Buiten stormt het en takken vliegen tegen haar auto aan. Ze stuitert door, zo hard mogelijk. Van het beeld van het meerhuis met open haard, dikke sokken en een grote mok thee krijgt ze het nu al warm van binnen.

En dan stopt de auto met rijden. D wielen rollen nog wat uit, maar verder komt ze niet. Even denkt ze wakker te gaan worden Ze ligt vast al in de luie stoel voor het knisperende vuur en is in slaap gevallen. Wat een rotdroom is dit dan!

Maar ze wordt niet wakker. Ze slaapt niet. De auto heeft pech. Nou ja, vooral zij heeft pech.

“Shit, shit, shit.” Ze laat de scheldwoorden volgen door een vloekwoord waarvoor haar vader haar een reprimande had gegeven. Hard slaat ze op het stuur en toetert per ongeluk. Het geluid waaiert net zo hard weg in de storm als de takken en bladeren.

‘Shit, shit, shit,’ roept ze nog eens . Het helpt echt. Er komt niemand helpen, maar ze voelt zich wel beter. Nu is wel zo’n moment dat ze haar ex mist en vooral zijn shag. Wat heeft ze trek in een shaggie, zeg.

Van de passagiersstoel pakt ze haar mobiel. Natuurlijk geen bereik, dus stapt ze uit. Een tak vliegt tegen haar achterhoofd, wat venijnig pijn doet. Ze wappert met haar hand alsof ze een mug wegwuift. De tak is er allang vandoor.

 

 

Met haar mobiel loopt ze een stukje verder, een heuveltje op, om te kijken of daar beter bereik is. Ze draait zich om zodat haar haar niet meer in haar gezicht waait. Maar wacht, waar kwam ze nou vandaan? Het kan niet ver zijn naar de auto maar als ze in deze storm toch verkeerd loopt…. Ilse kijkt rond en ziet dan een dikke holle boom. Ilse kruipt in de boomstam. Ik kijk na de storm wel verder, als ik weer wat zie buiten. Ze laat haar hoofd tegen de binnenkant van de boom rusten en doet even haar ogen dicht, terwijl ze luistert naar het geloei van de wind buiten en de krakende takken boven in de boom. Ze moet in slaap gevallen zijn want ze schrikt wakker van een geluidje. Ze realiseert zich dat de storm is gaan liggen en kruipt uit de boom. Het regent wel. “Ja, fijn, nu kan ik er door”, klinkt een zachte stem met een vreemd accent. Ilse valt opzij van schrik. Naast de boom staat een jonge vrouw met groengrijze kleding aan, een legging met een soort lange overgooier. En met pijl en boog op de rug? Ilse twijfelt of ze toch wel echt wakker is. “Waar had je door gewild, dan? Er is hier niets?” zegt Ilse. “Jawel,” is het antwoord, “mijn huis. Zullen we binnen een kopje thee drinken tot je kleding droog is? Aan de andere kant schijnt de zon, je zal zo weer droog zijn.” Ilse kijkt om zich heen maar ziet geen huis. Ilse kijkt fronsend naar de vrouw. Die glimlacht geamuseerd. “Je hebt zeker nog nooit een boself gezien? Ik woon in deze boom. Meestal zorgen wij ervoor dat de mensen ons niet zien, maar je ziet er zo ontredderd uit, dat ik je toch wil helpen. Mijn naam is Kara”. Ilse kijkt haar ongelovig aan. Kara duwt tegen de boom waarna er tot Ilses verbijstering een stuk schors naar binnen draait en er een gang te zien is. Ilse loopt nieuwsgierig mee naar binnen. “Mijn naam is Ilse en ik kom graag opdrogen en een kop thee drinken, dank je.” Na een half uur is Ilse inderdaad helemaal droog en opgewarmd. Het weer aan de buitenkant van de boom is ook droog. Kara wijst haar de weg naar haar auto. Nu de storm voorbij is, heeft Ilse ook weer bereik. De ANWB is gelukkig onderweg.


 

Ilse in het bos. A.

Ilse geeft plankgas. Ze ziet geen hand voor ogen en op goed geluk rijdt ze over het hobbelige weggetje, dwars door het bos. Ze stuitert heen en weer in haar eeuwenoude Peugeot, het enige dat ze mee kon krijgen na jaren te hebben samengewoond. De lucht van haar ex die zware shag rookte in de auto, zal ze met geen mogelijkheid eruit krijgen. Maar dat maakt ook niet uit. Ze is onderweg naar het “meerhuis” van haar vader. Daar zal ze voorlopig blijven.

“Je meent het,” had ze gezegd toen haar vader haar vertelde over zijn nieuwste aanwinst aan het meer.” Ja en niets minder dan dat,” had haar vader er met een bloedserieus gezicht aan toegevoegd. Haar vader was een grapjas. Het lijkt alweer jaren geleden dat ze hem voor het laatst sprak, maar het is nog maar een half jaar geleden dat hij naar zijn borst greep van de pijn en neerviel. Hij was overleden voordat hij de grond raakte, vertelde haar moeder die er bij had gestaan toen het gebeurde. Ilse veegt de tranen van haar gezicht. De ruitenwisser zet ze op het standje extreem. Buiten stormt het en takken vliegen tegen haar auto aan. Ze stuitert door, zo hard mogelijk. Van het beeld van het meerhuis met open haard, dikke sokken en een grote mok thee krijgt ze het nu al warm van binnen.

En dan stopt de auto met rijden. D wielen rollen nog wat uit, maar verder komt ze niet. Even denkt ze wakker te gaan worden Ze ligt vast al in de luie stoel voor het knisperende vuur en is in slaap gevallen. Wat een rotdroom is dit dan!

Maar ze wordt niet wakker. Ze slaapt niet. De auto heeft pech. Nou ja, vooral zij heeft pech.

“Shit, shit, shit.” Ze laat de scheldwoorden volgen door een vloekwoord waarvoor haar vader haar een reprimande had gegeven. Hard slaat ze op het stuur en toetert per ongeluk. Het geluid waaiert net zo hard weg in de storm als de takken en bladeren.

‘Shit, shit, shit,’ roept ze nog eens . Het helpt echt. Er komt niemand helpen, maar ze voelt zich wel beter. Nu is wel zo’n moment dat ze haar ex mist en vooral zijn shag. Wat heeft ze trek in een shaggie, zeg.

Van de passagiersstoel pakt ze haar mobiel. Natuurlijk geen bereik, dus stapt ze uit. Een tak vliegt tegen haar achterhoofd, wat venijnig pijn doet. Ze wappert met haar hand alsof ze een mug wegwuift. De tak is er allang vandoor.

Gefrustreerd loopt Ilse naar de voorkant van haar auto. Ze doet de motorkap open maar weet dat dat geen zin heeft. Wat weet zij daar nou van? Als er iets mankeerde aan haar karretje, keek haar vader het altijd na. Ze doet de motorkap weer dicht en leunt er tegenaan. Terwijl ze het zwakke schijnsel van haar koplampen volgt, ziet ze een kromgegroeide den. Meteen voelt ze zich een stuk beter. Die den staat vlakbij het pad dat ze in moet naar het meerhuis. Als de auto geen kuren gekregen had, zou ze er zo aan voorbij gereden zijn. Ilse pakt een dikke trui en haar toilettas uit haar koffer en gaat op pad. Voor de rest van haar spullen zoekt ze morgen wel een oplossing, eerst naar binnen, opdrogen en warm worden.

Wanneer ze, doorweekt en uitgeput, bij het huisje aankomt, zoekt ze onder de bloempot naast de deur naar de sleutel. Maar er ligt niks. “Nee hè,” roept ze hard. “Heb ik dat.” Uit pure teleurstelling schopt ze tegen de deur, die tot haar verbazing meegeeft en openzwiept. “Oh, dat valt dan weer mee.” Ilse loopt naar binnen, rechtstreeks naar de keuken. “Pff, eerst maar eens thee zetten en de kachel flink opstoken.” Dan valt het haar op dat het niet koud is in het huisje. Sterker nog, het is er zelfs heel aangenaam.

“Hallo” klinkt er ineens een stem. Ilse geeft een gil, draait zich vliegensvlug om en wil de waterkoker gooien. Dan herkent ze Hans, de buurman. “Je moeder belde, ze zei dat je over je toeren vertrokken was en dat je waarschijnlijk hierheen kwam. Ze vroeg me de kachel in jullie huisje vast aan te zetten.” Ilse kijkt Hans vol verbazing aan en begint dan onbedaarlijk te huilen. Hans loopt op haar af, slaat een arm om haar heen en zet haar op een keukenstoel. “Ga hier maar even zitten, ik zet wel thee.” Ilse begint nog harder te huilen, met gierende uithalen. Haar gezicht is kletsnat van de tranen en het snot. Na een paar minuten wordt ze rustiger en tussen de snikken door zegt ze “sorry, sorry.” “Het geeft niet,” zegt Hans, “ik weet dat je het niet gemakkelijk hebt gehad de laatste tijd.” Ilse wordt steeds rustiger en bedenkt dat Hans automonteur is en nog knap ook. De storm is gaan liggen, en de toekomst lijkt al heel wat zonniger.

 

 


De eerste schrijfoefening was een kort verhaal, in 5 zinnen. Ik heb die uitdaging nog een beetje vergroot, door er een ultrakort verhaal, van minder dan 100 woorden inclusief titel, van te maken.

 

Het Tapijt van Bayeux.

Thea borduurt voor haar huwelijksverjaardag een merklap, net zoals mama en oma. Zouden er meer borduursters in de familie zijn geweest? Haar verre voorouder blijkt te hebben meegeholpen aan het Tapijt van Bayeux en werd verliefd op de borduurwol verkopende  Nederlandse marskramer. Ze ging met hem mee naar Nederland, bleef borduren en gaf haar kennis, techniek en liefde voor borduren door aan haar nakomelingen. Thea werkt nu met nog meer plezier aan haar merklap en gaat binnenkort naar Bayeux om het tapijt in het echt te bewonderen.